Sinds ik, Rob Graat (dagorganisator) dit voorjaar de SamenTuin heb leren kennen – de plek, de mensen en het idee – heb ik al regelmatig op woensdagochtenden, met veel plezier, meegewerkt aan het onderhoud van de tuin aan de Veerstraat. Ik ben een voormalig heemtuinbeheerder en heb het beheer van de SamenTuin op papier gezet. Want hoe onderhouden we de SamenTuin op zo’n manier dat de begroeiing van de tuin zich optimaal kan ontwikkelen en de variatie en biodiversiteit is gewaarborgd?

Indeling
De Samentuin bestaat uit 5 delen :

  1. een bloemenakker, een begroeiing van eenjarige
  2. een grazige deel met vlinderstruiken
  3. een vijftal plantenborders aangeplant met groepen veelal vaste planten
  4. een bloemrijk grasland, een begroeiing van vaste kruidachtigen en grassen
  5. een gemengde haag langs de tuin

De bloemenakker
Deze akker wordt bevolkt door pioniers, eenjarige planten die binnen een seizoen hun levenscyclus, van kiemen tot zaadzetten, voltooien. Deze soorten worden maximaal 1 jaar oud. Een nieuwe generatie heeft een kale, bewerkte bodem nodig om te kunnen kiemen. Bij dit type begroeiing hoort klassiek akkerbeheer. Dit betekent jaarlijks de bodem verstoren (frezen of ploegen), inzaaien (kan ook met granen als gerst en/of haver), wieden, (eventueel oogsten/plukken), maaien en afvoeren, rust. Er wordt nooit water gegeven.

Het grazige deel met vlinderstruiken
Dit deel wordt vooralsnog gedomineerd door Gewoon Struisgras. Hier zal jaarlijks minstens een keer gemaaid en afgevoerd moeten worden. Afhankelijk van het beeld kan ook een tweede maaibeurt nodig zijn. Bij een maaibeurt wordt de gehele oppervlakte gemaaid. De paden worden ongeveer tweewekelijks gemaaid. Komende jaren kunnen ook andere grassoorten geïntroduceerd worden (Reukgras, Zachte Dravik, Trilgras, Goudhaver) d.m.v. aanplant en/of inzaaien. Op termijn kunnen daarnaast ook grasland-halfparasieten worden ingezaaid; dit zijn soorten met bladgroen die via hun wortels op grassen parasiteren. Denk aan Grote en Kleine Ratelaar, Stijve en Late Ogentroost, eventueel Wilde Weit.

De plantenborders
Deze borders zullen voorlopig nog veel aandacht en zorg vragen, zodat de aangeplante soorten zich voorspoedig kunnen ontwikkelen en hun plek kunnen uitbreiden. In het groeiseizoen wekelijks wieden, indien nodig extra aanplanten en zo nodig watergeven behoren tot de vaste handelingen. Bij sommige soorten zal het uitknippen van oude bloeiwijzen de bloeitijd kunnen verlengen; bij andere soorten is juist de zaadzetting van belang voor behoud van de soort.

Het bloemrijke grasland
In dit gedeelte, waarin ook het bijenhotel en een solitaire boom staan, is een begroeiing gevormd uit vaste kruidachtige planten en grassen. Gefaseerd maaien en afvoeren is het passende beheer, waarbij het geheel minstens een keer per jaar gemaaid wordt, sommige delen tweemaal per jaar. Ieder opeenvolgend maaimoment wordt bepaald door beeld, zaadzetting en maand. In het bij de aanleg gebruikte zaadmengsel zaten ook vele tweejarige soorten als Teunisbloem, Honingklaver, Veldhondstong, Toortsen en Slangekruid – deze soorten zullen onder graslandbeheer gaandeweg verdwijnen. Als deze groep planten behouden wil worden, moet daarvoor een apart deel met passend beheer worden aangewezen. Daar zal het beheer het midden moeten houden tussen akker- en graslandbeheer. Onder het maaibeheer kan het aandeel van de diverse soorten jaarlijks wisselen, afhankelijk van het seizoen (temperatuur, regen e.d.). Watergeven is niet wenselijk, tenzij de begroeiing echt helemaal dreigt te verdrogen.

De gemengde haag
De haag begrenst de tuin. In de toekomst zal deze jaarlijks 1 of 2 keer geschoren moeten worden. Het grasmaaisel van de paden kan als mulchdek aan de voet van de haag worden gelegd.

Biodiversiteit in de SamenTuin
In de gehele tuin kunnen in de toekomst nog nieuwe soorten worden geïntroduceerd. Dit dienen bij zeer sterke voorkeur inheemse soorten te zijn, omdat deze een veel bredere ecologische rol spelen als niet-inheemse soorten. Het zijn niet alleen nectar- en stuifmeelbronnen, maar ook voedselbronnen voor larven van talloze insectensoorten als vlinders, kevers, zweefvliegen, sprinkhanen, bladwespen en -mineerders, galwespen, -vliegen en muggen, cicaden, etc. etc. Deze dieren vormen, naast een vitale rol als bestuivers, een essensiele laag in de voedselpyramide en spelen een onontbeerlijke rol in het voedselweb. De inheemse plantensoorten vormen daarnaast ook nog schuil-, nest- en overwinteringsplek voor het insectenlegioen. Waar zij zich thuis voelen, volgen de vogels, vleermuizen en andere kleine zoogdieren vanzelf.

Laten we samen de Samentuin verder ontwikkelen tot een ontmoetingsplek, niet alleen voor mensen, maar zeker ook voor zoveel mogelijk levensvormen met wie we deze planeet delen. Want uiteindelijk zijn zij het die de tuin maken!

Rob Graat